Jijsyndroom

Vanuit steeds wisselende
levenssituaties wordt een jij geschetst die zich voortdurend aan de waarneming
lijkt te onttrekken. Het ene moment tastbaar dichtbij, het andere onbereikbaar
ver weg; nu eens impressionistisch, dan weer expressionistisch geduid ; een jij
in diverse gedaanten die zich bewegen tussen een alledaagse gestalte van vlees
en bloed en een imaginaire muze-achtige figuur.
Intussen blijft het een autonome jij
die zich wel laat benaderen, plaats en tijd met een ander deelt, aanspreekbaar
is maar zich niet als een boek tot en met de laatste letter laat lezen, laat
staan verklaren.
Dat levert een mysterieuze jij op,
ongrijpbaar aanwezig, het bestaan van de waarnemer bijna obsessief beheersend: een
jij met een eigen identiteit die zich vooral laat kennen door er niet te zijn
en zich daarin des te meer manifesteert.
Een gekmakende paradoxale jij.