Vogels

Dirk Kroon (1946) schrijft al vanaf zijn
debuut in 1968 aan een landschap waarin het goed toeven is. Aangename,
persoonlijke en vaak relativerende gedichten die zich aaneen rijgen tot een
horizon die bereikbaar is langs heldere paden door het "woud van
Kroon". Toen ik de eerste verzen van Dirk Kroon las, in het tijdschrift
zintuig in 1974, wist ik meteen dat deze dichter niet meer bij mij weg zou
gaan. Het zijn de observaties, de overdenkingen die in zijn poëzie ervoor
zorgen dat de taal zichzelf kan blijven. Geen hemelbestormers, maar geduldige
engelen als wegwijzers. En altijd: de liefste, die wacht en die zijn muze is.
Zijn gedichten nestelen graag in zijn oeuvre, in de 20 bundels die hij sinds Materiaal voor morgen het levenslicht liet zien. Veel van die bundels zijn al
lang niet meer verkrijgbaar. En onderbroken wegen leiden tot vertragingen die
niet wenselijk zijn. De gedichten van Dirk Kroon willen namelijk blijvend
gelezen worden, zowel de oude als de nieuwste.
Als dit het laatste
is,
verplaats je in de
eerste droom
waarmee wij liefde
deelden
om nooit meer dood
te gaan.
Wim van Til
Poëziecentrum Nederland